Ik schreef een artikel in het ‘Tijdschrift voor Psychotherapie’ met als titel ‘De hypnose van het gezin’, waarin ik uitlegde hoe geweld in gezinnen onzichtbaar blijft zoals het water voor een vis. Pas als je eruit bent begint er iets te dagen. Ik schreef dat psychotherapie dan een proces is van emancipatie uit een structuur van tot dan onzichtbaar gebleven geweld.
Zo nu en dan zie je in de pers het verhaal opduiken van een psychiater of therapeut die in de fout gegaan is door seksuele relaties te hebben met patiënten. Daar wordt het geweld en het trauma herhaald waar het de bedoeling was het te helen. Dat is heel erg. Maar enkel het seksueel misbruik blijkt spannend genoeg om de pers te halen. Het is maar het topje van de ijsberg, al het veel subtielere psychologische geweld blijft onzichtbaar, onder het wateroppervlak verborgen.
Ik ben de zenpraktijk waarin ik dit allemaal ontdekte, oneindig dankbaar.
Tot ik, met afschuw, midden in het hart van het boeddhisme dezelfde ontmenselijking terugvond. Niet enkel het seksueel misbruik, waarvan we verhalen genoeg kennen, maar ook het subtiele onzichtbare geweld. Ik viseer hier geen enkele traditie in het bijzonder. Het is heel wijd verbreid in ons Westerse boeddhisme.
Door de reputatie te hebben van ‘de boeddhistische psychiater’ zie ik zoveel fout gaan. Mensen die hun eigen autonomie en waardigheid opzij zetten, die denken dat ze goed bezig zijn omdat ze doen wat hun leraar hun gevraagd heeft en daarbij hun eigen kritische zin aan de kant schuiven. Mensen die in de dezelfde morbide mechanismen terecht komen als in hun gezin van herkomst, in plaats van een proces van emancipatie en heling aan te gaan.
Sommige mensen vragen mij waarom ik daar zo vaak op terugkom. Wel, het is moeilijk te zwijgen als je de schade ziet. Als je merkt hoe die schade onmerkbaar en onzichtbaar aangericht wordt, op dezelfde manier als in die gezinnen waarin het geweld van generatie op generatie doorgegeven wordt.
Edel Maex (2013)