Het hedendaags belang van klassieke inzichten
Mijn belangstelling voor de zogeheten Mind and Life gesprekken van de dalai lama met westerse wetenschappers ontstond begin jaren ’90. Rond die tijd ontdekte ik de eerste boeken waarin de ontmoetingen van de dalai lama met wetenschappers zijn vastgelegd.
In 1986 verscheen Dialogues with Scientists and Sages: The Search for Unity. Behalve de dalai lama interviewt Renée Weber daarin onder meer Lama Anagarika Govinda, Krishnamurti, Rupert Sheldrake en Stephen Hawking. Het boek wordt afgesloten met een gesprek tussen de dalai lama en David Bohm.
Enkele jaren later verscheen Art Meets Science and Spirituality in a Changing Economy (1990). Dit boek diende als catalogus van een expositie in Museum Fodor en vijf paneldiscussies in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Deelnemers aan de panels waren onder meer Fritjof Capra, Huston Smith, Francisco Varela en—opnieuw—de dalai lama en David Bohm.
Het boek MindScience: An East-West Dialogue (1991) bevat een weergave van het Mind Science Symposium met de dalai lama aan Harvard University in de Verenigde Staten. In 1992 verscheen Worlds in Harmony: Dialogues on Compassionate Action, over een driedaagse conferentie met de dalai lama in 1989 in Newport Beach, Californië. Datzelfde jaar verscheen ook een verhalende weergave van de eerste Mind and Life bijeenkomst met de dalai lama in Dharamsala, India in 1987: Gentle Bridges: Conversations with the Dalai Lama on the Sciences of Mind.
Ik ben van huis uit jurist. In 1993 begon ik een vooronderzoek naar de filosofie van het recht vanuit het perspectief van de Tibetaans boeddhistische scholastiek. Net een paar weken getrouwd vertrok ik naar India. Daar was ik als onbezoldigd onderzoeker achtereenvolgens aan de University of Delhi in New Delhi, het Central Institute of Higher Tibetan Studies in Sarnath en de Library for Tibetan Works and Archives in Dharamsala verbonden. Ik nam Gentle Bridges mee naar India en las het daar voor het eerst.
Al snel bleek dat de traditionele presentaties van Tibetaans boeddhistische leringen alléén mij en mijn Tibetaanse gesprekspartners—Samdhong Rinpoche en de dalai lama—onvoldoende aanknopingspunten boden voor het ontwikkelen van een daaraan ontleend, hedendaags begrip van het recht. Het is niet moeilijk schijnbaar toepasselijk redeneringen terug te vinden in vertalingen van scholastieke teksten. Veel lastiger is het de toepasselijkheid van die redeneringen voor een modern begrip van het recht te toetsen zónder de tekstuele bron te contextualiseren. Steeds weer rijst de moeilijk te beantwoorden vraag naar de soteriologische—’bevrijdende’, ‘verlossende’—strekking en werking van het desbetreffende inzicht.
Lezing van Gentle Bridges deed me inzien dat die nadere contextualisering—behalve door historisch, filologisch, tekstkritisch en ‘theologisch’ onderzoek—ook geleverd kan worden door filosofisch onderzoek naar buiten het traditionele Tibetaanse onderricht om gegeven hedendaagse toepassingen van traditionele leerstukken en begrippen. Immers, iedere hedendaagse interpretatie door een gezaghebbende, hedendaagse Tibetaanse scholasticus werpt—dankzij de dure scholastieke plicht elke ogenschijnlijk ‘nieuwe’ lezing te herleiden tot een brontekst—tegelijk helder licht op de filosofische plaats die hij de levende, pre-moderne scholastieke traditie toedicht in de moderniteit én op de filosofische ruimte die zijn traditie gebruikt om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden.
Met andere, wat cryptischer, woorden: in de zelfpresentatie van de hedendaagse scholasticus weerspiegelt zich—juist omdat hij zich vereenzelvigt met zijn voorlopers binnen de traditie—de huidige betekenis van klassieke opvattingen. Over dat laatste is een filosofisch gesprek mogelijk, in een taal die ook de niet-scholasticus spreekt en verstaat. Het onderwerp van zo’n gesprek is niet het ‘oorspronkelijke doel’ of de ‘soteriologische betekenis’ van het door de scholasticus ingenomen standpunt, maar eerder de redelijkheid, toepasselijkheid en haalbaarheid ervan in deze tijd. Of, en in hoeverre, zo’n betoog ‘Tibetaans’, ‘boeddhistisch’, ‘orthodox’, ‘heterodox’ of ‘historisch juist’ mag heten is voor dat gesprek van ondergeschikt belang—hoe wezenlijk de scholasticus zelf het antwoord op die vraag ook mag vinden.
Om deze reden heb ik de opeenvolgende Mind and Life dialogen en het toenemend aantal daarvan afgeleide projecten vanaf 1992 met meer dan gemiddelde belangstelling gevolgd. Daarin, namelijk, geeft een van de meest gezaghebbende Tibetaanse scholastici van onze tijd, de veertiende dalai lama, buiten de context van het traditionele onderricht voortdurend klassieke inzichten een nieuwe aanwending.