Meneer A. koos voor een goede dood. De longkanker stond op het punt de strijd te winnen en zover liet meneer A. het niet komen. Het naaldje zat op zijn plaats, alles was gezegd en alles was geregeld. Met vrolijkheid keek meneer A. uit naar het einde. Na nog enkele kwinkslagen en gedeelde herinneringen gaf hij mij het sein dat het moest gebeuren. Vlak voordat het narcosemiddel zijn ader zou binnenstromen kreeg meneer A. een heftige hoestbui. Met moeite en een slokje jajem herstelde hij weer. Hij keek me aan met ogen die schitterden van ondeugd en wilskracht en zei: “Dokter, heeft u ook iets tegen kriebelhoest?”