Erica Terpstra: Politica met hart voor Tibet
Rob Hogendoorn (RH): Hoe verklaart u zelf uw gedrevenheid en betrokkenheid bij de Tibetaanse zaak? Wat is uw inspiratie en wat drijft u?
Erica Terpstra (ET): Allereerst de persoon van zijne heiligheid de dalai lama: als spiritueel leider en om de manier waarop hij dwars tegen geluiden in Tibet zelf toch staat op het geweldloos oplossen van de problemen. Dat is echt heel mooi. Ik heb begrepen dat er een tijd is geweest dat hij echt heeft moeten zeggen dat als er geweld zou worden gebruikt hij zou aftreden. Dat is het meest ultieme wat je kunt doen. Ik heb daar grote bewondering voor.
RH: Sinds wanneer voelt u zich betrokken bij Tibet?
ET: Al heel erg lang. Ik heb Chinees gestudeerd aan de Universiteit Leiden, en ik ben erg geïnteresseerd in het boeddhisme. Na een lange speurtocht, die al begon in 1962, ben ik uitgekomen op de leringen van zijne heiligheid de dalai lama.
RH: Beschouwt u zichzelf ook als een beoefenaar van het Tibetaans boeddhisme?
ET: Nee. Ik beschouw mijzelf als een eeuwige student.
RH: Maar u was bijvoorbeeld wel bij zoiets als de kalacakra initiatie in Graz, Oostenrijk.
ET: Ja. Als het enigszins kan probeer ik wel onder het gehoor van de dalai lama te zijn. Ik heb het voorrecht gehad om zijn gastvrouw te zijn in de Tweede Kamer tijdens zijn laatste bezoek aan Nederland in 1999. Ik herinner het me als de dag van vandaag. Ik vond het zo indrukwekkend. Het was in de oude zaal van de Tweede Kamer en ik had Thijs van Leer gevraagd om bij de binnenkomst fluit te spelen. En toen hebben we in het huis waar het woord regeert eerst een paar minuten stilte voor meditatie gehad onder leiding van His Holiness. Onder zijn gehoor zat alles door elkaar: kamerleden, jonge medewerkers, kamerpersoneel en heel hoge ambtenaren. Het was echt fantastisch!
RH: Hoe reageerden de mensen achteraf naar u toe?
ET: Heel geïnspireerd, ze vonden het allemaal een buitengewoon bijzondere bijeenkomst.
RH: Voor, tijdens en na de uitreiking van de Geuzenpenning 2005 is herhaaldelijk erop gewezen hoeveel moeite het velen kost zich publiekelijk uit te spreken over het lot van de Tibetanen, in Tibet en daarbuiten. Waar ligt voor u de grens tussen uw privé betrokkenheid en uw verantwoordelijkheid als gezagsdrager? Hoe ver kunt u gaan?
ET: Ik vind dat je over dit soort zaken, die te maken hebben met je diepste gevoelens, niet besmuikt hoeft te doen. Integendeel, ik vind dat je allereerst mens bent en daarna pas een autoriteit of een functionaris.
RH: Toch stelt de International Campaign for Tibet dat zij vaak moeite heeft mensen bereid te vinden zich uit te spreken.
ET: Ja, maar ik heb daar geen last van. Ik denk wel dat we wat dit betreft heel dicht bij het boeddhisme moeten blijven. Compassie moet uit mensen zelf komen, en je moet ze niet dwingen.
RH: De Tibetanen in Tibet proberen onder de zwaarste omstandigheden hun religieuze leven intact te houden. U hebt zelf door Tibet gereisd. Kunt u ons uit eigen waarneming een voorbeeld geven van zowel de alledaagse spirituele beleving van Tibetanen in Tibet als de even alledaagse spirituele ademnood waarin de Tibetanen daar verkeren?
ET: Het feit dat men bijvoorbeeld gestraft kan worden als men een foto van de dalai lama op zak heeft of in huis heeft hangen is een vorm van spirituele ademnood. Als jou je spiritueel leider ontnomen wordt dan is dat zo ongeveer het ergste wat je kan overkomen. We hebben dat ook in andere culturen gezien, en dat is fnuikend. De wijze waarop mensen dan toch vol overgave naar hun tempel gaan om te bidden, en soms contact zoeken met westerlingen om heel voorzichtig te informeren of er nog nieuws is over de dalai lama vind ik een teken van ultieme devotie. Maar ik heb wel gemerkt dat Tibetanen heel voorzichtig zijn in het zoeken van toenadering tot westerlingen.
RH: De huidige premier in ballingschap, Samdhong Rinpoche, zei eens dat velen geneigd zijn de Chinezen als stereotype te benaderen. We zien China ofwel als militaire macht, ofwel als een economische uitdaging. Geen van beide houdingen doen recht aan de complexe werkelijkheid. Zijn wij het niet als mens aan de Chinese leiders verplicht hen te helpen behoeden voor het toebrengen van verder leed aan het Tibetaanse volk?
ET: Dat spreekt me enorm aan: de manier waarop de dalai lama met compassie spreekt over mensen die dreigen een verkeerde weg in te slaan. Aan de andere kant, denk ik, it takes two to tango.’ Als men absoluut niet van een dwaling afgebracht wil worden, dan is het heel moeilijk daartoe de aanzet te geven.
RH: Maar om het concreet te maken: de Chinese leiders hebben het gevoel dat ze de kern van het probleem ‘Tibet’ hebben ontdekt, namelijk religie, terwijl de dalai lama daarin de kern van de oplossing in ziet. Hij stelt zich immers op het standpunt dat zodra de Tibetanen hun religieuze vrijheid terugkrijgen de Chinezen van hen geen last meer zullen hebben.
ET: Ik denk dat het voortdurend zoeken van de dialoog de enig begaanbare weg is. Door nadruk te leggen op het belang van spirituele vrijheid en het geven van een aparte status aan Tibet, in plaats van het land los te willen maken van China, vind ik dat de dalai lama een heel wijs compromis voorstelt. Ik denk ook dat Lodi Gyari dit als gezant van de dalai lama op een heel bijzondere manier weet te verwoorden.
RH: Naar verluidt zocht de in ongenade gevallen en onlangs overleden Chinese leider Zhao Zijang op zijn sterfbed toenadering tot de dalai lama, en verzocht hem voor hem te bidden. Hij liet weten van niets zo’n spijt te hebben als van onderdrukking van de Tibetanen in Tibet. Wat zegt u dit?
ET: Als dit waar is dan geeft me dat een kleine glimlach op mijn ziel. Verder is dit een ondersteuning van het pleidooi van de dalai lama om zonder rancune en haat te proberen de Chinezen tot andere opvattingen en gedragingen te brengen. Dat vind ik tekenend voor zijn spiritualiteit.
RH: Zelfs een verstokte communist is in staat tot inkeer te komen…
ET: Ik denk dat ieder mens in staat is tot inkeer te komen.
RH: Maar u zult het met me eens zijn dat het Chinese leiderschap een hoge persoonlijke prijs te betalen heeft om ten aanzien van Tibet van gedachten te veranderen.
ET: Dat hoeft niet. Het kan ook zijn dat je de prijs dient door van gedachten te veranderen.
RH: U maakt sinds uw aanwezigheid bij de uitreiking van de Geuzenpenning aan de International Campaign for Tibet, in Richard Gere’s woorden, deel uit van een ‘geheim genootschap’ dat zich bekommert om het lot van de Tibetanen in Tibet. U bent er duidelijk persoonlijk door geraakt. Als ervaren politicus, wat zou u andere politici in overweging willen geven om zich in hun hart geraakt te voelen en toe te treden tot Gere’s ‘geheime genootschap’?
ET: Ik heb daar twee kanttekeningen bij. Ten eerste, ik had altijd al het gevoel dat ik lid was van een netwerk van mensen die zich om Tibet bekommeren, ook voor de Geuzenpenning werd toegekend. En, ten tweede, ik vind het niet nodig dat het geheim is. Maar Richard Gere heeft mooie dingen gezegd. Ik kwam aan bij de kerk en werd door een journaliste aangehouden, die mij vroeg wat ik er van vond dat zo’n beroemde filmster daar was. Dat is zo typisch Nederlands, zo negatief. Ik heb gezegd: Iedereen die zich beijvert voor het lot van Tibet is me even lief. Als dat iemand is die effectiever is omdat hij toevallig bekend is is dat alleen maar prachtig. Er is geen sprake van dat je dat negatief zou moeten beoordelen, integendeel. Wat Richard Gere daar heeft gezegd is zo uit zijn hart gegrepen, dat ik denk dat je alleen maar heel erg blij mag zijn met zulk soort mensen.
RH: Welke indruk maakt Richard Gere op u als voorzitter van de International Campaign for Tibet?
ET: Hij maakte een heel sterke, oprechte indruk. Indrukwekkend, wat iemand die goed kan communiceren weet over te brengen. Dat is heel bijzonder.
RH: Wat zou u, als ervaren politica, andere politici in overweging willen geven om zich ook in hart te laten raken door Tibet?
ET: Ik zou zeggen: Verdiep je in de geschiedenis van Tibet, dan word je vanzelf geraakt. Stel je open en je word geraakt.